Englishen
Deutsch de
Nederlands nl
español es
Fluitbouw
 fluitbouwer, bouwer van houten dwarsfluiten

Vele jaren terug zat ik op mijn zeilboot ergens op de Atlantisch Oceaan. De zeilen hingen loom naar beneden. De boot ging rustig mee met het ademen van de golven. Ik besloot een stukje Bach te spelen buiten in de kuip. Op de oceaan is geen akoestiek. Toch trof het me dat ik de klank zo mager vond. Ik miste grond, warmte en kleur. Dat gevoel bleef. Ook toen ik terug was in Nederland. Ik besloot niet verder te gaan met mijn vorige werk, Nederlands en muziek doceren, en ging op zoek naar de voor mij ideale fluitklank. Na wat koppen in zilver gemaakt te hebben bleek ik op zoek te zijn naar een rijkdom die je alleen in hout vindt.
Dus ik begon met het bouwen van houten fluiten. En niet alleen in grenadille, waar de meeste fluiten van gemaakt worden. Want er zijn ook andere houtsoorten met een mooi eigen kleurenpalet en boventoonspectrum die geschikt zijn voor dwarsfluitbouw. Heel kort door de bocht heeft grenadille een vaste, warme toon, cocus is sprankelend, coromandel warm en diep, palissander iets lichter en kleurrijker, rozenhout sprookjesachtiger. Maar allemaal hebben ze een volle en grote klank met een derde register dat net zo groot, helder en warm is als de eerste twee. Lees bij 'Artikelen en verhalen' het verhaal over de proef bij het Concertgebouworkest.

Hieronder foto's van verschillende bouwstadia met uitleg over belangrijke zaken.

fluitkop

Een palissander blokje en een kop in wording. Soms kun je fluiten uit één stuk hout maken. Sommige boompjes zijn te dun of te grillig voor die lengte. Dan heb je twee of drie losse stukken. Het kan soms zelfs zijn dat drie losse delen een mooier resultaat geven dan een fluit uit een stuk. Het allerbelangrijkste voor de uiteindelijke prestaties van de fluit is om vooraf het hout bij elkaar te zoeken waarvan dichtheid, klank en tekening bij elkaar horen. Dit vergt jaren training. Ik kan nu van een houten balkje al voorspellen hoe de fluit zal klinken. Maar ook de boring van kop, corpus en voet zijn van groot belang, net als de wanddikte.

palissander buis

Hier het begin van de fluit voor Anne Brackman -zie 'Kijk en luister'- uit één stuk palissander. Hieronder komt die nog een paar keer terug. De boring, dus de binnendiameter en de buitendiameter zijn klaar. Die boring verschilt per fluit maar heel weinig. Maar de buitendiameter en dus de wanddikte is, bij mijn fluiten, per houtsoort en soms binnen een houtsoort verschillend. Voor de optimale klank is er een belangrijke verhouding tussen dichtheid, volume van het hout en wanddikte.
De metalen passingen, die sterk moeten zijn, maak ik van Alpaca. De buitenringen zijn van zilver.

houtenfluit

Deze boring is zo glad dat je een prachtig spiegeleffect ziet van de binnenkant in zichzelf, belicht door de sneeuw eronder. Maar een gladde boring is niet altijd de beste. Soms geeft een wat ruwere boring een betere klank terwijl de attaque er niet onder lijdt. Lees het verhaal van de te gladde zilveren kop.

toongaten dwarsfluit

Dit is een stukje cocusfluit met de toongaten er in, zo van de draaibank en de freesmachine. Ik heb in deze vorm de verhouding van rand, bedding en de hoek van de opstaande rand geoptimaliseerd voor de beste projectie. De hele vorm is meestal prachtig als hij net gefreesd is: niets meer aan doen. Toch impregneer ik de toongaten met een waterdunne lijm om ze sterker te maken en om de houtsappen, die polsters verkleuren, binnen te houden.

Iets anders is de schaalverdeling of schaal dus de grootte en afstand van de gaten, voor de zuiverheid van de fluit. Böhm en veel fluitbouwers na hem hebben daar het hoofd over gebroken.
Wat Böhm nog niet kon weten is dat er zich aan het eind van de gesloten buis nog een virtueel stukje fluit bevindt net als na de laatste dichte klep. Prof. Dr. Godfried-Willem Raes uit Gent heeft daar op internet een uiterst helder stuk over geschreven („Fluiten en hun berekening”, logosfoundation.org). Ondanks alle vooruitgang in de wetenschap blijft dit nog steeds een lastig probleem.
Ik had hier, niet zo lang geleden, drie dezelfde, recente, professionele houten fluiten op het atelier. Zelfde merk, zelfde type en alle drie binnen vijf jaar gebouwd. En ze hadden drie verschillende schalen. Het blijft een compromis. Een fluit die overal zuiver is bestaat niet.
Ik was na alle gedane metingen en gelezen publicaties nog niet geheel tevreden en heb nog wat verder gezocht en geëxperimenteerd. En uiteindelijk het voor mij beste compromis gevonden. Mijn schaal wijkt uiteraard niet vreselijk veel af van die van collega's. Samen kom je tot steeds kleinere marges. Maar het verschil is nog steeds hoorbaar. De fluitisten die op mijn fluiten spelen zijn er in ieder geval enthousiast over. Lees b.v. het artikel van Dana Morgan in Pan.

corpus dwarsfluit

Een rozenhouten corpus met de rib ernaast. Deze fluit wordt nu bespeeld in Hong Kong. Ik maakte de rib vroeger uit één stuk zilver, rondgedrukt en uitgezaagd of -gefreesd. De pionnen, gedraaid, moesten er op worden gesoldeerd. Zo'n pion kan, vroeg of laat, uitbreken. Ik heb, om dat te ondervangen, ervoor gekozen de rib in drie stukken te tekenen in een cadprogramma, en na wat tussenfases, complete zilveren ribben over te houden. Het afwerken is veel moeilijker maar de delen zijn uit één stuk massief zilver en exact in de vorm die je wilt.

palisander dwarsfluitdelen

Koppen en voeten van de fluiten voor de Opera in Madrid. Voor de laatste keer goed in de olie. Als een buis klaar is wordt die een nacht in de lijnolie gehangen en druipt in dezelfde dichte koker nog een dag uit. Als alle olie zachtjes is weggewist en de rest gedroogd gaat het bouwen verder. Als alles klaar is zet ik ze nog een keer met de hand in de olie. Zie hierover ook 'Onderhoud en reparatie'.

fluit onderdelen  in hout en zilver

Anne's fluit, nu met de meeste onderdelen. Al het zilver moet nog worden bewerkt, schoon en mooi vlak gevijld en geschuurd tot bijna glanzend. De dekseltjes worden vanaf 2015 uit een lange staf massief zilver gedraaid. Maar verder gebeurt al het afwerken met de hand. Dan worden de ribben gemonteerd, de assen op maat gemaakt en alles goed gericht. Vanaf dat moment komt het meten, passen en solderen van al die deeltjes.

alfred verhoef fluitbouw

De b-voet van de rozenhouten fluit hierboven. De delen van de c- en b-klep zijn net gedeeltelijk gesoldeerd en worden gepast. Als al het soldeerwerk klaar is, de kleppen schoon zijn en gehard, wordt alles nagelopen, nog iets mooier afgewerkt en gepolijst. Dan worden de veren aangebracht en alles gemonteerd en gecontroleerd op juiste hoogtes en op spelingvrij en licht lopen.

dwarsfluit bouw

Hier weer de palissander fluit met alle klepjes klaar. Het laatste stadium is het polsteren en kurk en vilt aanbrengen. En de fluit perfect sluitend maken. Als allerlaatste komen de gravures er in.

applicatuur verhoef fluiten

Het kost wel enige weken voor het zover is maar hier is de fluit dan eindelijk klaar. Dat wil zeggen nog zonder kop. Ik test de fluit met een, qua klank, redelijk passende kop. De eigen kop is het sluitstuk. Als die klaar is, op het mondgat na, weet ik precies hoe ik hem wil positioneren. Toch test ik dat eerst nog op het gehoor. Net zoals ik dat bij corpus en voet gedaan heb. Dat geldt ook voor nieuwe koppen voor andere houten fluiten.

frezen lipplaat fluit

Fluitisten menen soms dat koppen zonder meer uitwisselbaar zijn en dat het uitsluitend aan mondgat en/of lipplaat ligt of ze het goed of slechter doen op een fluit. Dat is niet zo. Zelfs bij een metalen fluit kun je soms verschil horen als je de kop een stukje draait. Bij hout, met een veel warriger structuur dan metaal is dat zeker het geval. Er is maar één positie de beste. Je kunt dat iets ondervangen door een houten fluit te bouwen als een metalen, dus met een enkel buisje uit de kop. Makkelijk want zo’n kop is overal inzetbaar. Ik heb dat geprobeerd want het is ook een stuk makkelijker bouwen. In plaats van dik hout op dik hout krijg je dik hout, dun metaal en weer dik hout. En ik hoorde en voelde dat de fluit minder trilde en zong. Daarom bouw ik de aansluiting van kop en voet met een dubbele bus waaromheen en waarbinnen het hout doorloopt. De trillingen worden zo maximaal doorgegeven van kop op corpus op voet.
De lipplaat, zoals die op deze foto gefreesd wordt, is optioneel. Evenals de vleugeltjes waarvoor de gaten er hier al in zitten. Veel fluitisten kiezen er uiteindelijk voor. Het speelt makkelijker en de attaque is sneller. Bij een ronde kop is dat wat lastiger maar je krijgt wel meer mogelijkheden in klankkleur en iets meer warmte.

Bij professionele instrumenten gaat het er enerzijds om wat de bespeler verlangt en anderzijds wat de bouwer voor perspectieven biedt. Bij fluiten op dit niveau mag je veronderstellen dat ze goed gebouwd zijn, dat alles lekker loopt en goed afstelbaar is en dat ze lang mee gaan. Dat maakt een fluit niet uniek. Wel als die zich onderscheidt in zuiverheid, aanspreekbaarheid en klankkleurenspectrum.
Wat mijn fluiten gemeen hebben is dezelfde schaal dus zuiverheid, het gemak waarmee ze aanspreken, een grote toon en een gemeenschappelijk karakter. Maar daarbinnen heeft Iedere fluit die ik bouw uiteindelijk een volkomen eigen klankwereld door de combinatie van karakter en de eigenschappen die ik er in wil leggen en de klankmogelijkheden van dat specifieke hout. De synthese van die twee maakt iedere fluit uniek.

Hieronder drie fluiten met een B-voet, open kleppen en G-mechaniek, en koppen met en zonder vleugeltjes. Van boven: rozenhout, cocus en coromandel.

rozenhout cocushout coromandel

Fluitbouw

bouwer van houten dwarsfluiten

Vele jaren terug zat ik op mijn zeilboot ergens op de Atlantisch Oceaan. De zeilen hingen loom naar beneden. De boot ging rustig mee met het ademen van de golven. Ik besloot een stukje Bach te spelen buiten in de kuip. Op de oceaan is geen akoestiek. Toch trof het me dat ik de klank zo mager vond. Ik miste grond, warmte en kleur. Dat gevoel bleef. Ook toen ik terug was in Nederland. Ik besloot niet verder te gaan met mijn vorige werk, Nederlands en muziek doceren, en ging op zoek naar de voor mij ideale fluitklank. Na wat koppen in zilver gemaakt te hebben bleek ik op zoek te zijn naar een rijkdom die je alleen in hout vindt.
Dus ik begon met het bouwen van houten fluiten. En niet alleen in grenadille, waar de meeste fluiten van gemaakt worden. Want er zijn ook andere houtsoorten met een mooi eigen kleurenpalet en boventoonspectrum die geschikt zijn voor dwarsfluitbouw. Heel kort door de bocht heeft grenadille een vaste, warme toon, cocus is sprankelend, coromandel warm en diep, palissander iets lichter en kleurrijker, rozenhout sprookjesachtiger. Maar allemaal hebben ze een volle en grote klank met een derde register dat net zo groot, helder en warm is als de eerste twee. Lees bij 'Artikelen en verhalen' het verhaal over de proef bij het Concertgebouworkest.

Hieronder foto's van verschillende bouwstadia met uitleg over belangrijke zaken.

fluitkop fluitbouwer

Een palissander blokje en een kop in wording. Soms kun je fluiten uit één stuk hout maken. Sommige boompjes zijn te dun of te grillig voor die lengte. Dan heb je twee of drie losse stukken. Het kan soms zelfs zijn dat drie losse delen een mooier resultaat geven dan een fluit uit een stuk. Het allerbelangrijkste voor de uiteindelijke prestaties van de fluit is om vooraf het hout bij elkaar te zoeken waarvan dichtheid, klank en tekening bij elkaar horen. Dit vergt jaren training. Ik kan nu van een houten balkje al voorspellen hoe de fluit zal klinken. Maar ook de boring van kop, corpus en voet zijn van groot belang, net als de wanddikte.

palisander buis

Hier het begin van de fluit voor Anne Brackman -zie 'Kijk en luister'- uit één stuk palissander. Hieronder komt die nog een paar keer terug. De boring, dus de binnendiameter en de buitendiameter zijn klaar. Die boring verschilt per fluit maar heel weinig. Maar de buitendiameter en dus de wanddikte is, bij mijn fluiten, per houtsoort en soms binnen een houtsoort verschillend. Voor de optimale klank is er een belangrijke verhouding tussen dichtheid, volume van het hout en wanddikte.
De metalen passingen, die sterk moeten zijn, maak ik van Alpaca. De buitenringen zijn van zilver.

houten fluit

Deze boring is zo glad dat je een prachtig spiegeleffect ziet van de binnenkant in zichzelf, belicht door de sneeuw eronder. Maar een gladde boring is niet altijd de beste. Soms geeft een wat ruwere boring een betere klank terwijl de attaque er niet onder lijdt. Lees het verhaal van de te gladde zilveren kop.

toongaten dwarsfluit

Dit is een stukje cocusfluit met de toongaten er in, zo van de draaibank en de freesmachine. Ik heb in deze vorm de verhouding van rand, bedding en de hoek van de opstaande rand geoptimaliseerd voor de beste projectie. De hele vorm is meestal prachtig als hij net gefreesd is: niets meer aan doen. Toch impregneer ik de toongaten met een waterdunne lijm om ze sterker te maken en om de houtsappen, die polsters verkleuren, binnen te houden.

Iets anders is de schaalverdeling of schaal dus de grootte en afstand van de gaten, voor de zuiverheid van de fluit. Böhm en na hem veel fluitbouwers hebben daar het hoofd over gebroken.
Wat Böhm nog niet kon weten is dat er zich aan het eind van de gesloten buis nog een virtueel stukje fluit bevindt net als na de laatste dichte klep. Prof. Dr. Godfried-Willem Raes uit Gent heeft daar op internet een uiterst helder stuk over geschreven („Fluiten en hun berekening”, logosfoundation.org).  Ondanks alle vooruitgang in de wetenschap blijft dit nog steeds een lastig probleem.

Ik had hier laatst drie dezelfde, recente, professionele houten fluiten - zelfde merk, zelfde type- binnen vijf jaar gebouwd, met drie verschillende schalen. Het blijft een compromis. Een fluit die overal zuiver is bestaat niet.
Ik was na alle gedane metingen en gelezen publicaties nog niet geheel tevreden en heb nog wat verder gezocht en geëxperimenteerd. En uiteindelijk het voor mij beste compromis gevonden. Mijn schaal wijkt uiteraard niet vreselijk veel af van die van collega's. Samen kom je tot steeds kleinere marges. Maar het verschil is nog steeds hoorbaar. De fluitisten die op mijn fluiten spelen zijn er in ieder geval enthousiast over. Lees b.v. het artikel van Dana Morgan in Pan.

corpus dwarsfluit

Een rozenhouten corpus met de rib ernaast. Deze fluit wordt nu bespeeld in Hong Kong. Ik maakte de rib vroeger uit één stuk zilver, rondgedrukt en uitgezaagd of -gefreesd. De pionnen, gedraaid, moesten er op worden gesoldeerd. Zo'n pion kan, vroeg of laat, uitbreken. Ik heb, om dat te ondervangen, ervoor gekozen de rib in drie stukken te tekenen in een cadprogramma, en na wat tussenfases, complete zilveren ribben over te houden. Het afwerken is veel moeilijker maar de delen zijn uit één stuk massief zilver en exact in de vorm die je wilt.

palisander dwarsfluitdelen

Koppen en voeten van de fluiten voor de Opera in Madrid. Voor de laatste keer goed in de olie. Als een buis klaar is wordt die een nacht in de lijnolie gehangen en druipt in dezelfde dichte koker nog een dag uit. Als alle olie zachtjes is weggewist en de rest gedroogd gaat het bouwen verder. Als alles klaar is zet ik ze nog een keer met de hand in de olie. Zie hierover ook 'Onderhoud en reparatie'.

fluit onderdelen in hout en zilver

Anne's fluit, nu met de meeste onderdelen. Al het zilver moet nog worden bewerkt, schoon en mooi vlak en geschuurd tot bijna glanzend. De dekseltjes worden vanaf 2015 uigevijldt een lange staf massief zilver gedraaid. Maar verder gebeurt al het afwerken met de hand. Dan worden de ribben gemonteerd, de assen op maat gemaakt en alles goed gericht. Vanaf dat moment komt het meten, passen en solderen van al die deeltjes.

alfred verhoef  fluitbouw

De b-voet van de rozenhouten fluit hierboven. De delen van de c- en b-klep zijn net gedeeltelijk gesoldeerd en worden gepast. Als al het soldeerwerk klaar is, de kleppen schoon zijn en gehard, wordt alles nagelopen, nog iets mooier afgewerkt en gepolijst. Dan worden de veren aangebracht en alles gemonteerd en gecontroleerd op juiste hoogtes en op spelingvrij en licht lopen.

houten fluit in onderdelen

Hier weer de palissander fluit met alle klepjes klaar. Het laatste stadium is het polsteren en kurk en vilt aanbrengen. En de fluit perfect sluitend maken. Als allerlaatste komen de gravures er in.

dwarsfluit bouw

Het kost wel enige weken voor het zover is maar hier is de fluit dan eindelijk klaar. Dat wil zeggen nog zonder kop. Ik test de fluit met een, qua klank, redelijk passende kop. De eigen kop is het sluitstuk. Als die klaar is, op het mondgat na, weet ik precies hoe ik hem wil positioneren. Toch test ik dat eerst nog op het gehoor. Net zoals ik dat bij corpus en voet gedaan heb. Dat geldt ook voor nieuwe koppen voor andere houten fluiten.

frezen lipplaat fluit

Fluitisten menen soms dat koppen zonder meer uitwisselbaar zijn en dat het uitsluitend aan mondgat en/of lipplaat ligt of ze het goed of slechter doen op een fluit. Dat is niet zo. Zelfs bij een metalen fluit kun je soms verschil horen als je de kop een stukje draait. Bij hout, met een veel warriger structuur dan metaal is dat zeker het geval. Er is maar één positie de beste. Je kunt dat iets ondervangen door een houten fluit te bouwen als een metalen, dus met een enkel buisje uit de kop. Makkelijk want zo’n kop is overal inzetbaar. Ik heb dat geprobeerd want het is ook een stuk makkelijker bouwen. In plaats van dik hout op dik hout krijg je dik hout, dun metaal en weer dik hout. En ik hoorde en voelde dat de fluit minder trilde en zong. Daarom bouw ik de aansluiting van kop en voet met een dubbele bus waaromheen en waarbinnen het hout doorloopt. De trillingen worden zo maximaal doorgegeven van kop op corpus op voet.
De lipplaat, zoals die op deze foto gefreesd wordt, is optioneel. Evenals de vleugeltjes waarvoor de gaten er hier al in zitten. Veel fluitisten kiezen er uiteindelijk voor. Het speelt makkelijker en de attaque is sneller. Bij een ronde kop is dat wat lastiger maar je krijgt wel meer mogelijkheden in klankkleur en iets meer warmte.

Bij professionele instrumenten gaat het er enerzijds om wat de bespeler verlangt en anderzijds wat de bouwer voor perspectieven biedt. Bij fluiten op dit niveau mag je veronderstellen dat ze goed gebouwd zijn, dat alles lekker loopt en goed afstelbaar is en dat ze lang mee gaan. Dat maakt een fluit niet uniek. Wel als die zich onderscheidt in zuiverheid, aanspreekbaarheid en klankkleurenspectrum.
Wat mijn fluiten gemeen hebben is dezelfde schaal dus zuiverheid, het gemak waarmee ze aanspreken, een grote toon en een gemeenschappelijk karakter. Maar daarbinnen heeft Iedere fluit die ik bouw uiteindelijk een volkomen eigen klankwereld door de combinatie van karakter en de eigenschappen die ik er in wil leggen en de klankmogelijkheden van dat specifieke hout. De synthese van die twee maakt iedere fluit uniek.

Hieronder drie fluiten met een B-voet, open kleppen en G-mechaniek, en koppen met en zonder vleugeltjes. Van boven: rozenhout, cocus en coromandel.

rozenhout cocushout coromandel